Beschouwingen

Beschouwing over het boek door Lex van Bemmel tijdens  de boekpresentatie op 20 september 2014 in de Cereolfabriek in Utrecht.

Lex

 

Het spiegelpaleis van het glaspaleis

Ein Buch muss die Axt sein für das gefrorene Meer in uns. (Franz Kafka)

Jos, van harte gefeliciteerd met het verschijnen van je eerste roman, getiteld De jongens van het glaspaleis. En natuurlijk ook Marlies, je vrouw en muze, van harte gefeliciteerd. Dat je kan schrijven heb je in je leven al vele malen laten zien, maar dan nu je eerste roman, die leest als volgroeide literatuur. Ik voel me zeer vereerd dat je mij gevraagd hebt bij deze presentatie iets te zeggen. Ik ga hier niet je boek verklaren of uitleggen, maar een aantal gedachten plaatsen die bij mij al lezende naar boven kwamen. Het zijn mijn associaties als lezer. Andere lezers hebben ongetwijfeld andere associaties.

Je hebt een mooi boek gemaakt, met compassie en lichte ironie geschreven. Het boek is weliswaar geen autobiografie maar verwijst wel naar de tijd van je jeugd en zijn omgeving. Zeer kort samengevat gaat je boek voor mij over de ontwikkeling van het zelfbewustzijn van drie verweesde broertjes in de jaren vijftig/zestig. Die ontwikkeling speelt zich af binnen een gesloten katholieke gemeenschap in de mijnstreek, in Zuid-Limburg. Op de achtergrond spelen de sociale veranderingen in die tijd zich af.

De structuur van je boek is opmerkelijk en verrassend. Je hebt gekozen voor drie centrale personages, de drie broertjes, die voor mij als lezer steeds meer drie verschillende gedaantes van één persoon werden. Je wisselt beschrijvingen van de sociaal-culturele omgeving van de mijnstreek af met beeldende scenes, interne monologen, soms vervlochten met dialogen. Soms geschreven in de ik-vorm, dan weer vanuit de tweede persoon. Soms komen magisch-realistische aspecten voor, droomachtige belevingen. Deze fragmenten zijn niet lineair chronologisch geordend, ze verspringen in de tijd. Dit alles bij elkaar maakt het boek voor mij levensecht en de schrijver, Jos, heeft dat m.i. overtuigend gedaan.

Met deze structuur heb je je het als schrijver niet gemakkelijk gemaakt. Het zijn wellicht grote woorden, maar gaande het lezen van het boek moest ik denken aan de Metsiers van Hugo Claus (zijn debuutroman0. Wat betreft de magisch-realistische fragmenten trouwens ook.

De structuur van de roman laat volgens mij zien hoe het autobiografisch geheugen werkt. Je gebruik van de associaties tussen en afwisselingen van fragmenten die in de tijd verspringen, zijn als het ware een afspiegeling van de werking van dit geheugen. En daar wil ik iets over zeggen.

Ons geheugen met betrekking tot onze levensloop, ons bestaan, wordt wel het autobiografisch geheugen genoemd.  Volgens recent wetenschappelijk onderzoek is dit niet te vergelijken met een archief waarin tijdens ons leven feiten onveranderlijk worden opgestapeld en opgeslagen. De herinneringen aan ons leven worden selectief opgeslagen, met een voorkeur voor negatieve herinneringen, trouwens. Onze herinneringen veranderen gedurende ons leven. Vaak kunnen we ons niet eens meer de feiten van ons leven herinneren, maar wel het gevoel, de zintuigelijke indrukken. Soms kunnen we situaties herinneren aan de hand van zintuigelijke prikkels. Een beroemd voorbeeld is de rol die smaak en geur van Madeleines (een soort cakejes) speelden bij Proust, die allerlei herinneringen oproepen aan zijn vroege jeugd. In ons autobiografisch geheugen speelt tijd een wonderlijke rol, soms lijkt iets van jaren geleden heel dichtbij of andersom. In ons geheugen krimpt de tijd, of rekt uit, of vervloeit.

“Het autografische geheugen is onze intiemste metgezel (aldus Douwe Draaisma). Het groeit met ons op. Het gedraagt zich op ons vijfde jaar anders dan op ons vijftiende of zestigste, al gaan de veranderingen zo langzaam dat we ze amper opmerken. (……..) (……) Tussen de eerste herinneringen en de vergeetachtigheid van de ouderdom, tussen de vorming van het geheugen en de erosie van herinneringen, tussen het nog niet meer kunnen onthouden, liggen vragen die bij iedereen wel moeten rijzen, simpelweg omdat we een geheugen hebben.”

De roman van Jos toont, zowel in zijn inhoud als structuur, de ontwikkeling van het autobiografisch geheugen van de broertjes.

Bij het schrijven van de roman over de ontwikkeling van de broertjes heeft Jos van zijn eigen autobiografisch geheugen –al of niet bewust- gebruik moeten maken.

Mijn sterke vermoeden dat de roman van Jos  -weliswaar op een ingewikkelde manier-  verband houdt met zijn eigen ontwikkeling, zijn eigen binnenwereld is natuurlijk een open deur. Het kan bij deze roman zelfs niet anders. In de geest van de titel van de roman stel ik me voor dat de binnenwereld van de schrijver te vergelijken is met een spiegelpaleis, beelden roepen beelden op en spiegelen zich in en aan elkaar. Het is hem gelukt om niet het overzicht te verliezen in de vele mogelijke associaties die dat kan opleveren. De inspanning die dat vereist valt niet te onderschatten.

Het geheugen kan een onbetrouwbaar onderdeel zijn van de geest. Of zoals Cees Nooteboom schrijft in zijn boek Rituelen: “De herinnering is als een hond die gaat liggen waar hij wil. Hij luistert niet naar commando’s, kan ineens verdwijnen of komt opdraven met een stuk wild of wat ervoor door mag gaan.” De schrijver moet mentaal sterk zijn om hiermee om te kunnen gaan, denk ik. Misschien heeft de veel gehoorde uitspraak van schrijvers over het schrijfproces “dat het boek zichzelf leek te schrijven, de personages hun eigen leven gingen leiden” en dergelijke, hiermee te maken.

Af en toe kreeg ik als lezer een kijkje in de binnenwereld van Jos. Zoals over zijn schrijverschap, laat hij de tweede broer, Nate, in de roman denken: ”Schrijver, dat wilde hij worden. Een echte schrijver. Zoals de moderne realistische schrijvers die hij op school moest lezen. Die schreven over dingen die Nate dag en nacht bezighielden. Hun formuleringen tolden door zijn hoofd. Hun taal maakte hem gloeiend van verlangen. Hoe zouden zij schrijven over zijn moeder?”

Tenslotte, nog het volgende. Alleen door de stroom van herinneringen aan ons bestaan, ons autobiografisch  geheugen, zijn we onszelf bewust, zijn we een persoon geworden, hebben we een beeld van onszelf, ons zelfbeeld, onze identiteit, ons mensbeeld, ons wereldbeeld, ontwikkeld. Daar zijn de drie broertjes in de roman naar op zoek, op zoek naar –plat gezegd- zichzelf. En die wording heeft Jos knap beschreven.

De ingewikkelde wijze waarop we menselijke personen worden, hangt rechtstreeks samen met onze ontvangst in de mensenwereld. Alleen opgegroeid in die wereld komen we kennelijk tot zelfbewustzijn met begripsvorming, taalontwikkeling en sociaal gedrag. Het proces van begripsvorming over de wereld en onszelf is strikt genomen niet verklaard. Wat we weten is dat kinderen begrippen gaan vormen, maar niet precies hoe en op grond waarvan zij dat doen. We worden als het ware tweemaal geboren, eenmaal als biotisch wezen en de tweede maal als persoon met zelfbewustzijn.

Door ons zelfbewustzijn beschikken we over het vermogen niet alleen de werkelijkheid gewaar te zijn zoals een dier, maar zijn we ons die werkelijkheid ook op een betekenisvolle manier bewust. We zijn daardoor zingevende wezens en leven niet alleen in een materiële wereld, maar ook in een wereld vol met symbolen (taal, wetenschap, ritueel, kunst, religie). We interpreteren voortdurend onze omgeving, van donderwolken tot economische conjunctuurschommelingen, van gelaatsuitdrukkingen van medemensen tot de stille taal van oorlogsgedenktekens.  Ons zelfbewustzijn is, hoe vanzelfsprekend ook, een van de grootste raadsels van ons bestaan. We weten dat het er is, we zien het tot ontstaan bij het opgroeien van kinderen, maar hoe dat gebeurd, weten we niet.

Jos noemt als motto voor in zijn boek een uitspraak van de jongste van de broertjes (Miele): “Om iets te snappen, moet je het eerst uit elkaar halen en dan weer in elkaar zetten. Anders snap je het niet.”

Was het maar zo eenvoudig Miele, dacht ik, machines kunnen uit elkaar gehaald worden en weer in elkaar gezet worden, leven kan niet uit elkaar gehaald worden en weer in elkaar gezet worden zonder het blijvend te beschadigen of zelfs te vernietigen. Levende wezens zijn geen machines. In die zin lijkt zelfs een boek meer op een levend wezen dan op een machine.  Om het leven te snappen moet je het niet uit elkaar halen Miele, maar het beleven, de wereld aanraken en ervaren, je leren aan anderen toe te vertrouwen, jezelf leren aanvaarden, leren niet bang te zijn.

Jos heeft in zijn roman De jongens van het glaspaleis willen onderzoeken hoe dat gaat, opgroeien, tot zelfbewustzijn komen in een bepaalde periode en binnen een bepaalde omgeving. En daar is hij volgens mij in geslaagd. Jos, je hebt een mooi boek geschreven.

Het Utrechtse equivalent van het Limburgse jungske is misschien wel jochie, dus ik zou willen zeggen: Jos, goed gedaan jochie.Ik ben benieuwd wat je nog meer in petto hebt als schrijver.

———————————————————————————————-

Beschouwing over het boek door Charles Laeven tijdens  de boekpresentatie op 30 augustus 2014 in het Glaspaleis in Heerlen.

IMG_4597

Charles Laeven:
Laatst heb ik Ilja Pfeijffers La Superba gelezen. Hij vindt in een steeg in Genua een vrouwenbeen en gaat daarmee liggen kleffen. Prompt wint hij de LIBRIS Literatuurprijs 2014.
Nee, hoor. La Superba is vaak een mooi boek. Maar geef mij De jongens van het glaspaleis, de roman die we vandaag ten doop houden. We wijden hem in op een bijzondere plek, die zelfs naar de roman genoemd is. Het Glaspaleis.
Ik kende dit bijzondere gebouw van Frits Peutz in mijn kindertijd alleen als De Schunck. Wij zetten overal De voor. De C&A, de Kapee, de Schunck. Glaspaleis, dat zei mijn moeder nooit.
We waren met zeven kinderen en als mijn moeder i Helder ging winkele, nam ze er steeds maar een mee. Ik heb dus niet heel vaak mogen dwalen door het jurkenbos op de afdeling damesconfectie. Maar ik kreeg na de kleren altijd een paar plastic soldaatjes, Amerikanen met bajonetten of gemene Duitsers met steelhandgranaten.
Ik herinner me vooral de lift met dat donkere hout en het hekwerk dat door een meneer, de liftboy, opzij werd geschoven en dan riep hij de etage.
Die zeldzame reisjes met de groene bussen van de LTM, de Limburgse Tramweg Maatschappij, zijn toch piekmomenten uit mijn kindertijd. Heelder, met de grote winkels, de Saroleastraat met de lunchroom, waar we een gebakje aten. De Lange Jan en ‘t Lies, twee schoorstenen die de skyline avant la lettre van Heerlen bepaalden. Oost Zuid-Limburg. Een welvarend land.
Ik ben er weggegaan net voor de grote sloop van de Mijnen begon, voor de aftakeling van de mijnstreek en de ellende voor zijn bewoners inzette en er is geen enkel verband tussen mijn vertrek en deze twee feiten.
De mijnsluiting. Dat was een politieke klus voor Joop Den Uil, mijn idool. Had hij iets anders kunnen doen? Nee. Weet ik niet. Maar de compensatie voor de verdwenen monocultuur van de Koel was een vat vol loze beloften. ABP, CBS, Afcent, dat was geen werkgelegenheid voor de kompels.
Gaan we het nog over het boek hebben?
Charles, stiekem hebben we het er al over, want het lot van de mijnwerkers en hun gezinnen is een mooie lijn in De Jongens van het Glaspaleis. Daarover later meer.
Maar ik ben nog niet helemaal klaar met de streek. Blader door de Bosatlas van Nederland en kijk naar de sociale kaarten: gaat het om drugs, criminaliteit, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, vergrijzing, krimp. Op alle fronten zijn de kaartjes van Zuid-Limburg Oost donkerrood. Zuid-Limburg, Je zal er maar wonen! Maar men denkt, dat de bodem van het dal is bereikt en dat – dankzij of ondanks mijn stadgenoot Depla – Limburgs dierbaar oord De jongens van het glaspaleis. ‘Een romandebuut’ staat er op de flaptekst. Dat is maar betrekkelijk. Ik lees op de flap van Mijnwerkers. Verhalen om te onthouden, een boek van Jos, Marlies en een oud- kompel Wim uit 1979: Het werd een geschiedenis van onderen, een boek dat zich laat lezen als een roman.
Debuut? Je leest, je hoort in De jongens van het Glaspaleis meteen dat hier een auteur bezig is die tientallen toneelstukken schreef. De dia- en polylogen zijn levensecht. Jote in gesprek met zijn stiefvader, oom Vic. Jote heeft hem gevraagd of paarden kunnen huilen. Citaat:
“Als ik tien foto’s maak van de ogen van tien paarden. Denk jij dan, dat jij kunt zien welk paard verdriet heeft omdat het alleen is en welk paard in de kudde leeft?”
“Ik wel.”
“Onmogelijk!”
Kijk nou hoe hij hier staat, oom Vic!”
“Het is een zij.”
”Hoe zij hier staat. De kop naar onder…”
“..het hoofd naar beneden.”
“Als ze kon huilen zou ze het doen.”
“Dat is hoe jij het voelt.”
En dan wordt de pedagogische drill vervolgd: de doctrine is: gevoelens tellen niet. Wees nuchter.
Ik heb de opdracht , niets van het verhaal te verklappen, so no plot spoiling please. Maar wat op de flap staat, mag ik natuurlijk gebruiken.
Het gezin Crucifix. Die naam bestaat. In België woont ene Marc Crucifix.
Vader Felix, topverkoper in het Glaspaleis,
moeder Wies, uit een groot boerengezin, de familie Finge.
Het is een botsing van culturen.
De twee geliefden: frivoliteit, elegantie, dans, theater.
De Finges: de kost verdienen, niet gek doen. ‘Deh Felix, dat is inne sjtensbuuel.’
Wies zwanger op haar 17e , 18e en 21e.
Drie jongens: Jote, Nate en Miele.
Vader Crucifix overlijdt als Jote 6 is. Een maand later worden de jongens weggehaald bij de moeder en verdeeld over de familie.
Vanaf dat moment zien we in verspringende tijdlagen hoe de verschillende opvoedmilieus de jongens vormen en tekenen, alsof er met een soldeerbout karakters in hun ziel worden gebrand: hun waarden, hun zelfbeelden, hun trauma’s. We zien volwassen worden als een Ik ben neerlandicus. Dat geeft verder niets. Maar als ik een roman lees, dan heb ik twee beroepstics: de ene is, dat ik het hart van de roman analyseer als een gelijkzijdige driehoek: Ik zoek naar het 1A perspectief, 1B ik analyseer het personage en 1C de thematiek. A Door welk gezichtspunt leer ik B wie kennen en C waar is die persoon mee bezig, over bezig.
2 De andere tic is de vraag, of de roman zich voegt naar de wetten van een genre of juist die regels overstijgt, bijvoorbeeld door kenmerken van allerlei romangenres te vertonen of door conventies heen te breken. De ontdekking van de hemel vind ik zo’n roman die allerlei genres in zich herbergt.
De eerste vraag: de relatie perspectief personage thematiek.
1A Perspectief, wie vertelt het verhaal? Ik of Hij? In wiens hoofd mag je telepathisch zijn? Dit aspect vond ik in De Jongens van het Glaspaleis intrigerend: Natuurlijk: er zijn drie broers, drie inkijken in hun gedachten.
Maar op momenten van grote dramatiek kan een perspectief van hij naar ik en zelfs naar jij veranderen. En dat klopt dan in het boek van Jos! Een voorbeeld: Jote zit in een café met pseudovrienden en een van die lui, een hoge Hollander, zo’n lul, zegt en plein publique tegen Jote: “Eerlijk gezegd associeer ik intelligentie niet met jouw accent.”
De puber Jote voelt zich tot op het bot vernederd. Citaat:
Niemand zegt iets. Niemand spreekt hem tegen. … Als een druppel zuur zijn die woorden door mijn huid gedrongen ….
Ik weet: het was een eerste druppel. Daarna zullen andere volgen.
1B Dan de personages: hoe ontwikkelen ze zich en wat krijgen we daarvan mee? We zien hun geslotenheid, ieder op zijn eigen manier. Is dat iets van Limburgse mannen of van mannen in de jaren ’60, ‘70? Die eigenheid, waarin toch ontwikkeling zit!
Neem de eerste scène. Jote vindt een dode merel in de tuin, pakt een spade en begraaft hem. De vorige dode vogel heeft hij in de vuilnisbak gekieperd. Miele graaft hem op en herbegraaft hem in een kistje met een opschrift dat verwijst naar zijn dode vader. Nate speculeert over mogelijke oorzaken en maakt een foto. Dode vogels als symbool voor dode mensen. Waardoor? Waarom?
Ook zo’n mooi moment: Jote leest op school bij Duits een ballade van Bertolt Brecht. Daarop besluit hij psychologie te gaan studeren. Het gedicht heet Apfelböck oder die Lilie auf dem Felde.
De eerste strofe:

In mildem Lichte Jakob Apfelböck
Erschlug den Vater und die Mutter sein
Und schloss sie beide in den Wäscheschrank
Und blieb im Hause übrig, er allein.
Een scholier, gegrepen door de onbegrijpelijkheid van deze daad, besluit de menselijke geest te gaan bestuderen. Zo gaat dat.

Hoe maken de drie de balans op van hun jeugd? Hoe brengen ze hun leven in balans. Het is spannend. Je wil ze volgen.
Je weet inmiddels hoe ze van elkaar verschillen als volwassen mannen, althans mannen boven de achttien. Lees zelf maar.

Maar ook nevenpersonages worden met precisie, mildheid en nuance neergezet. Let straks maar eens op Tante Tet, die Miele onder haar hoede neemt. Jos zegt het zelf veel beter: de broertjes moeten hun weg vinden tussen merkwaardige, soms aardige, soms boosaardige, maar altijd onberekenbare volwassenen. Zo’n jeugd, daar moet onvermijdelijk een zuiveringsproces aan te pas komen.

1C Thema’s
En waar zijn deze broers mee bezig, ieder gevangen in zijn aard en opvoeding? Natuurlijk met de grote vraag:
Hoe moet ik leven? Hoe moet ik leven?
De thematiek vind ik rijk en veelzijdig: Wat komen zij tegen?
de katholieke kerk, de kwezelarij van volwassenen, schrijverschap, de kwelling van schrijverschap, muziek, muziek als troost, broederschap, spanningen tussen broers, gevoelens niet kunnen uiten, vluchtgedrag, vastzitten in oude normen, het eeuwige thema van de relatie tussen mannen en vrouwen, dood en levensdrift en seksualiteit en het onvermogen om daarmee om te gaan. Dood. Lees straks maar hoe de familie Finge op drie meter afstand rond een stervende zit, terwijl de broers op dat moment elk in hun gedrag hun eigenheid laten zien, en hun liefde voor de moeder.
Maar het boek gaat ook over de streek, over de mijnwerkers en hun vrouwen, de keuze tussen goed verdienen in heel ongezond en onveilig werk onder de grond of sappelen als postbesteller met een gezin van vijf kinderen. Nate verslaat de teloorgang van de Koel en de diep ingrijpende gevolgen voor de mijnwerkersgezinnen.
2 Wat is dit voor een roman?
Is De jongens van het glaspaleis een moderne naturalistische roman? Eerder een postmoderne, die de wetten van het genre op zijn kop zet. Dit is een roman die voldoet aan mijn eis voor literaliteit en dat is, dat hij zich niet braaf voegt in een van de genres, maar juist die categorisering overstijgt en eventueel nieuwe dimensies toevoegt.
Natuurlijk zie je hoe de drie gevormd zijn door hun respectievelijke pleeggezinnen. Je ziet nature en nurture. Maar het verhaal krijgt in hallucinante passages magische trekken, of moet ik zeggen magisch realistische, bijvoorbeeld wanneer Jote door een geheimzinnige man naar een klooster wordt geleid of wanneer Miele spreekt met zijn dode vader of als Nate geen sDe stijl en de taal
Wat ik erg waardeer, ik zei het al, is de stijl van de roman: licht, toegankelijk en dan toch ineens heel indringend door de inslag van de gebeurtenis, bijvoorbeeld als de moeder haar gestolen kinderen terugziet, nog wel op het kerkhof op Allerzielen, dus onder de ogen van het hele dorp.
Ik haalde de vernedering van Jote al aan, het minderwaardigheidsgevoel door het accent van de Limburger, een gevoel natuurlijk samenhangt met de geschiedenis van dit generaliteitsgewest, zo ver weg van het machtscentrum van ons land.
Ik vind dat Jos een knap evenwicht heeft gevonden tussen enerzijds de lokale kleur van zijn taal in de vorm van Limburgs idioom en anderzijds helder blijven voor de arme zielen die de rijkdom van de 70 Limburgse talen nooit hebben mogen leren kennen.

SLOT
Dames en heren,
Met een paar anderen hier heb ik het voorrecht gehad dat ik De jongens van het glaspaleis al mocht lezen. Dat heb ik met groot plezier gedaan. Ik weet zeker dat het jullie bij de kladden zal grijpen.
Er is een blog waarin je reacties, vragen, whatever, kunt lezen en plaatsen. Kijk er eens op.
Het motto van het warenhuis Schunck, het Glaspaleis, was: Kwaliteit wint altijd. Nou, dat vind ik helemaal van toepassing op zijn jongens.

Schluss.

Charles

 

 

.

 

 

 

 

Advertentie